MIJMERINGEN VAN EEN HUNTER
Brr, wat is dat koud zo 's morgens vroeg om een uur
of zes(?) op het vliegveld. Ja, erg koud, want moet je weten ik sta buiten, heel
doodgewoon buiten. Ik ben een Hunter Mk IV (?) , dat wil voor een vier als ik zeggen
dat ik heb afgedaan. Sommige maats van mij (allemaal 6-ers) vliegen nog, hun dorstige
kelen worden nog gestreeld door de pittige kerosine. Zij mogen nog voor hun baas
door het vuur gaan, maar ik, ik ben te oud. Een van mijn poten is krom, dus sta
ik een beetje scheef. Achter de brandweerkazerne.
Mijn toekomst is nog onzeker: Of ik ga naar een stel rauwe kerels met snijbranders,
die me koelbloedig zullen vermoorden (misschien gebruiken ze m'n cockpit nog als
visglas in de crewroom), of ik word gebruikt bij de brandweeroefeningen. Een andere
maat van mij hebben ze naar een museum gebracht, die heeft dus mooi gesloft. De
112 is gisteren in gedemonteerde toestand naar de pers gebracht. Laten we nog even
twee minuten stilte voor hem houden. Na hem komt nog een gecrashte Thunderstreak
en dan ben ik aan de beurt. Gisteren heb ik nog een van mijn opvolgers gezien, je
weet wel zo'n Starfighter. Inderdaad een prachtkist, maar hij kan niet tippen aan
een Hunter. Gisteren hoorde ik nog een vlieger tegen z'n Hunter zeggen dat hij over
een paar maanden ook op zo'n "Star" zou vliegen. Maar daarna kwamen de
Jannen van de T.D. en daar ging-ie, heerlijk vertroeteld. Hij is nog een jager.
MAar let eens op vandaag of morgen staat hij ook buiten net als ik. Tja, daar sta
ik dan met mijn verbogen linkerpoot.
Ja, die verbogen poot van mij, al eens gehoord hoet
dat gekomen is?. Nee? Nou dan zal ik 't je vertellen. Ons squadron - ja, het was
nog in het eind van mijn moordkist dagen - deed ik mee aan een oefening samen met
de landmacht en de marine. Oh, dat was zo mooi!
Luid gillend stoof ik dan over de zandhazen heen die lagen te rillen van angst.
Of ik joeg achter de Sea Hawks van de Doorman aan. O, ik was het einde van alle
kisten , ik "schoot"maar liefst twee Sea Hawks neer.
Op het eind van de week kregen we een scramble die klonk als een klok. Allemensen
wat gingen we te keer, tegen Duitse Sabres, maar opeens waren daar de eerste Starfighters
en de Amerikaanse Thunderchiefs; ach wat werd er met ons gespeeld. Maar dat is nog
niet het ergste, voortaan waren we de rotkisten die niets anders konden als vliegen.
Nadat we van de vijand links op ons duvel hadden gehad, gingen we naar huis. Boven
de basis gekomen haalde de vlieger de handle over voor mijn wielen, maar ik weet
niet hoe het kwam, ze gingen zo moeilijk, het was net of ik een spier had verrekt.
Maar nu komt het, bij de toutch-down kon ik mijn linkerbeen niet meer houden en
zoef daar ging hij naar achteren, gelukkig brak-ie niet af maar nu stond ik natuurlijk
scheef. Inplaats van me te repareren, dankten ze me af en werd ik naast de brandweer
neergezet.
En daar sta ik nu, zo'n stoere Hunter, vervelen doe
ik me niet. Weet je, nu kan ik alles eens rustig overdenken, En dan voel ik mijn
warme buik weer, dan slurp ik weer kerosine, dan denk ik weer aan de tijd dat ik
luid gierend over de huizen stoof en dat de mensen op straat elkaar weer aanstoten
en met een beetje ontzag in hun stem zeggen: "Kijk daar gaat er een van ons,
oei het is een Hunter, wat gaat-ie hard, hè". Ja, dan voel ik de kou niet en
dan heb ik geen lamme poot meer, nee, want dan voel ik me weer een echte Hawker
Hunter F-4.
Cadet A.J.P. van Maurik.
Groep Rotterdam.
|